ACTUEEL
Over uitsluiting en aanvaarding: systemische nabeschouwing bij het tragisch verhaal van 19 jonge mannen – Jubel
- Opinie
Meester Stijn Verbist beschouwt de zaak Sanda Dia en de reacties die de uitspraak van het hof van beroep uitlokken.
Inwijdingsrituelen
Initiatie of inwijding is van alle tijden en plaatsen. Het systeem is eenvoudig. Voor de inwijding hoort men er niet bij, nade inwijding hoort men er wel bij. In essentie heeft een initiatie dus te maken met “erbij horen”, of niet, over aanvaarding en over uitsluiting.
De drang om er bij te horen, en daarbij de angst om te worden uitgesloten, ziet diep ingebakken in onze genen. Mensen zijn sociale wezens. Tot een groep behoren is een basisbehoefte. Historisch – evolutionair was het ook noodzakelijk: het ging letterlijk over overleven. Je had de groep nodig voor voedsel en voor bescherming. Die nood zit vandaag nog diep ingebakken in onze hersenstam.
Als je twee minuten sociaal wordt buitengesloten, schieten er hersendelen in actie die ook actief worden bij fysieke pijn. In vroeger tijden was feitelijke of canonieke excommunicatie zowat het ergste wat je kon overkomen. Het was vaak nog erger dan (de gedachte aan) de dood.
Naast overlevingsdrang heeft erbij horen natuurlijk ook te maken met identiteit. Differentiatie (zich onderscheiden van de ander) is een wezenlijk onderdeel van identiteit. Ook vandaag is de drang om zich te identificeren en daarmee te differentiëren bijzonder groot. Mensen zoeken groepen op om zichzelf te herkennen, om bescherming en begrip te vinden, om contacten te leggen, netwerken uit te bouwen, om plezier te maken, vertrouwen met de ander op te bouwen, om uit te wisselen en te ordenen.
De dood is onvergelijkbaar en onvergoedbaar
Sanda Dia is tot ieders diepe spijt gestorven tijdens zo’n initiatie. Zijn wens om definitief te worden toegelaten tot de Reuzegom heeft hem het leven gekost. (Evolutionaire dissonantie: erbij horen is gericht op overleven, en Sanda Dia sterft). Bij dat beeld voel je in je lijf een grote verwarring, onbegrip, tegenstellingen die kolken en wringen. Het leven van een beloftevolle jonge man kende een onverbiddelijk en onomkeerbaar einde.
Niets is zo definitief als de dood. Het is precies datgene wat de mens sinds zijn bestaan het moeilijkst kan begrijpen en waarvoor talloze pogingen werden gedaan om er betekenis aan te geven. De dood kan met niks anders worden vergeleken. Men kan de dood aanvaarden, of niet, er betekenis aan geven of niet, men kan verdrietig zijn, of boos, de leegte een of andere invulling geven, of ze als leegte laten. Ieder rouwt op zijn of haar manier.
De dood is niet vergoedbaar. Men kan voor het verlies van een mens, van een geliefde, van een kind, nooit volledig worden gecompenseerd. Tegenover een mensenleven kan je geen geld zetten. Elke gerechtelijke procedure schiet daarin noodzakelijk te kort[5]. Wie het omgekeerde verwacht komt altijd bedrogen uit.
‘Oog om oog’ en eigenrichting zijn onverenigbaar met de democratische rechtsstaat
De democratische rechtsstaat tracht ons te behoeden voor de totale chaos. Onrecht en ongelijkheid behoren – of we dat nu willen of niet – tot het leven, tot het zijn, tot het samenleven. In essentie is de rechter er om te voorkomen dat we elkaar vernietigen. Bij de oprichting van België hebben onze founding fathers afgesproken dat geschillen voor de rechtbank worden gebracht. Ons rechtssysteem voorziet niet dat als iemand schade heeft veroorzaakt, de zelfde materiële schade aan die persoon wordt toegebracht. Het huis van de brandstichter wordt niet in brand gestoken. Ons rechtssysteem voorkomt dat het slachtoffer zelf dader wordt.
Het is de rechter die oordeelt, die vonnist en die straft. Niet wij, niet u en ik, niet de massa. Uiteraard mogen we een mening hebben, ook over een rechterlijk vonnis – maar we kunnen ons niet in de plaats stellen van de rechter. Dat laatste kan alleen, en onder heel bepaalde voorwaarden, een andere rechter. Eigenrichting is in België verboden.
Volkswoede en het verlangen naar onthoofding
Nog niet zo heel lang geleden werd in de Verenigde Staten, na ongeveer 200 pogingen, de Emmet Till Anti-Lynching Act aangenomen. Na ongeveer 120 jaar is het in groep en zonder enige vorm van billijk proces publiekelijk vernederen, martelen, castreren, slaan, ophangen, doodschieten of verbranden van een vermeende dader – strafbaar. Vaak had die alleen maar de verkeerde huidskleur. De lynchers zelf werden zelden of nooit gestraft. Ze verdwenen naderhand weer in de anonimiteit van de zwijgende of zelfs goedkeurende massa. Woede, rancune, frustratie en haat werden ongeremd geprojecteerd op een (minstens in die constellatie) weerloos slachtoffer.
De laatste fysieke lynchpartijen in België dateren van tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. We zien onszelf sedertdien als een beschaafd land. Maar het laagje beschaving is flinterdun. We lopen dan misschien niet meer met bijlen en toortsen de straat op, de onderliggende dynamiek: de blinde en nietsontziende volkswoede is niet weg. Meer nog: de publieke haat heeft zich, grootschaliger dan ooit, een weg gezocht en gevonden via (social) media. Het principe is hetzelfde als dat van een fysieke lynchpartij. Men projecteert ongefilterde haat op een persoon of op een groepje personen die zonder nuance worden gediaboliseerd en gedehumaniseerd. Het bestaansrecht wordt hen ontnomen. Deze mental lynching komt met sociale uitsluiting en van sociale uitsluiting is geweten dat het verregaande mentale en emotionele stress veroorzaakt. Het risico op blijvende hersenschade is reëel. Daarbij komt dat voortdurende publieke vernedering, framing en belediging blijvende sporen in hoofd en lijf nalaten. Ze activeren dezelfde hersendelen als fysieke pijn. De (sociale en professionele) bewegingsruimte van de betrokken wordt piepklein. De grond omheen hem of haar is zwart geblakerd.
De media wakkeren dit mechanisme gewetenloos aan. Het is gericht op de definitieve uitsluiting, de excommunicatie van de betrokkene.
Ook vandaag leven we in broeierige tijden. Klimaat, energie, inflatie, oorlog. We worden geconfronteerd met reële en ernstige problemen waarvoor we geen eenduidige oplossing en nog minder een eenduidige verklaring hebben. De algemene latente boosheid onder de bevolking groeit met de dag. Een goed deel van de bevolking ziet een bepaalde hogere ‘klasse’ verantwoordelijk voor ellende die men zelf dagdagelijks ondervindt. Persoonlijke ellende wordt zo systemisch geprojecteerd. Het gevolg: hoe meer succes, hoe meer aanzien, hoe meer geld de betrokkene ooit had, hoe heftiger en ongeremder het verlangen diegene neer te halen en totaal te vertrappelen.
Klassenjustitie of klasse-justitie?
Vandaag leest men dat het arrest van het hof van beroep van Antwerpen van 26 mei 2023 blijk geeft van klassenjustitie. De betrokkenen zouden door het hof in bescherming zijn genomen, precies omdat ze systemisch tot de hogere klasse behoren. Of ze konden zich allemaal dure advocaten veroorloven.
Met alle waardering en sympathie voor de ongetwijfeld zeer getalenteerde strafpleiters, kan men zich na exegese van het arrest afvragen of het hof anders zou hebben geoordeeld als de 18 jonge mannen niet zouden zijn bijgestaan door “topadvocaten”. Inderdaad, de raadslieden hadden een hele resem van procedurele spitsvondigheden ontwikkeld. Het hof heeft deze evenwel allemaal wel onderbouwd weerlegd. Het hof is naar de kern gegaan. Naar de feiten, naar de omstandigheden. Bladzijdenlang gaat het hof in op die feiten, tergend en pijnlijk langzaam krijgen we alle details te lezen. Deze lezing van de feiten wordt een worsteling van walging en verdriet. Wat er gebeurd is, is zonder meer weerzinwekkend en verwerpelijk.
Vervolgens heeft het hof elke tenlastelegging geanalyseerd, gedifferentieerd over de verscheidene betrokkenen. En uiteindelijk heeft het hof een straf uitgesproken. En de straf is de straf.
Het hof heeft impliciet en expliciet een evenwicht gezocht, waarbij een evenwicht zoals de categorische imperatief van Kant nooit effectief verwezenlijkbaar is. Een evenwicht tussen het definitieve einde van een jong leven en de leefbaarheid van 18 andere jonge levens.
Sanda Dia heeft geleden, zwaar geleden. Hij is gestorven. Zijn leven is ten einde. Ook de 18 andere clubleden hebben geleden. Ze zijn uitgesloten, beschimpt, beschadigd. Ze zijn geïdentificeerd met hun schuld en vonden in hun geest en hun lijf amper ruimte buiten die schuld. Levens eindigen niet alleen in de dood. Ze eindigen ook bij totale uitsluiting.
Uit de lezing hof van beroep van Antwerpen blijkt niet dat men de 18 Reuzegommers heeft willen beschermen. Er blijkt wel uit dat men die levens niet heeft willen te niet doen. Ja ze waren grondig fout. Ja ze waren betrokken bij een misselijkmakend gebeuren. Maar ze krijgen de kans om nog iets te maken van het leven, al is dat mogelijk niet (meer) wat ze er ooit van verwacht hadden.
Gevaar voor projectie en aliënatie
Wat er gebeurd is in Leuven en in Vorselaar is in de eerste plaats de zaak van de 19 jonge mannen en van hun familieleden en vrienden. Niemand kan in hun plaats oordelen, voelen, ervaren wat het is om een zoon of een vriend te verliezen. Elk hebben ze recht op hun eigen specifieke emoties, rouw verwerking, schuld en schaamte. Schuld en rouw hebben overigens iets gemeen: niemand anders kan het voor je dragen.
De enorme betrokkenheid van een deel van de bevolking, de enorme media-aandacht, de diepe betrokkenheid van sommige raadgevers houdt voor de rechtstreeks betrokkenen (in de eerste plaats de familie van Sanda) een ernstig risico in. Er wordt aan hen getrokken en gesleurd. Hun verhaal staat al meer dan vier jaar lang bij wijze van spreken elke dag in de krant. Het verhaal is niet alleen meer hun verhaal. Het is een eigen leven beginnen leiden. Ze worden mogelijk bewust of onbewust vervreemd van hun eigenheid, hun eigen specifieke, individuele en zo belangrijke rouwproces. Mensen projecteren hun eigen verhaal op dit verhaal en je krijgt een onontwarbare cluster van emoties en oordelen, ja impliciete manipulaties die nog onmogelijk te ontrafelen valt. In die heftigheid en warboel van projecties riskeren ze onteigend te worden van de rouw om hun geliefde.
Levenslange lotsverbondenheid
Hoe intens de momenten van samenzijn in een studentenleven ooit ook mogen geweest zijn, na het afstuderen verwateren contacten vaak.
Niet zo in de Reuzegom. Het lot van Sanda Dia is onlosmakelijk verbonden met het lot van de 18 jongens met wie hij samen wilde zijn. Het tragische gebeuren heeft de 19 jonge mannen levenslang aan elkaar vastgekluisterd. Bij Sanda is het geëindigd in de dood. De 18 anderen zullen zich de voorbije jaren elke dag van hun bestaan herinneren.
Laat ons hopen dat er ergens uit deze ellende iets moois komt, waar of wanneer ook.
Stijn Verbist